Geloof,  Maatschappij

Oordeel?

Oordeel niet! Het verhaal van de balk en de splinter kennen we allemaal.

Ik zag mezelf sinds ik de bijbelschool CBC heb gedaan als een niet-veroordelend persoon. Op de bijbelschool genoot ik het genade-onderwijs en leerde ik dat er geen veroordeling meer is voor de gelovigen. Dus wat iemand ook gedaan heeft in zijn verleden, het maakt niet uit. Niets wat je gedaan heb is te erg om vergeven te worden – als je God erom vraagt. De genade van God groter is dan de ongerechtigheid van de mens. En daarbij komt dat ik mezelf ken, en ik heb ook dingen gedaan die niet door de beugel kunnen.

Maar toen rolde een goede vriendin voor mijn ogen een joint en stak die op. Ik schrok en zij schrok van mijn reactie. “Ik dacht dat dat bij jou wel kon,” verontschuldigde ze zich. Ik schrok eigenlijk ook van mijn reactie. Ik heb liever dat iemand iets in de openheid doet, dan zich genoodzaakt voelt om het stiekem te doen en vatte het als een compliment op dat mijn vriendin zich in mijn aanwezigheid vrij genoeg voelde om te blowen. Die openheid zou ik voor geen goud willen verpesten door oordelen. Ik vroeg me af: hoe niet-veroordelend kan ik nog zijn als ik de zonde voor mijn ogen zie gebeuren? Wat geweest is, is geweest, maar hoe niet-veroordelend ben ik nog als het nu gebeurt?

Met mijn vriendin is het goed gekomen. Ik heb haar de vrijheid gegeven – want wie ben ik om een ander voor te schrijven hoe hij of zij moet leven – maar ik heb wel aangegeven dat ik het niet verstandig vond en dat ik het jammer zou vinden als onze vriendschap zou lijden onder de gevolgen van het blowen – zoals bijvoorbeeld het de volgende dag niet meer herinneren van de diepe gesprekken die we de dag daarvoor gevoerd hadden. Ergens in de Bijbel staat dat als je je broeder ziet zondigen, je voor hem moet bidden. Ik heb veel voor mijn vriendin gebeden en uiteindelijk is ze gestopt met blowen. En we zijn nog steeds bevriend.

De publicatie van de Nashville-verklaring deed het stof opnieuw opwaaien. Eigenlijk is dit precies dezelfde kwestie. Hoe ga je er als christen mee om als je andere mensen – andere christenen – dingen zien doen waarvan jij overtuigd bent dat dat zondig is en niet past bij een christelijke levenswandel?

Je kunt zoals de ondertekenaars van de Nashville-verklaring een duidelijk statement neerzetten. Of je kun daar weer over vallen en de eerst groep een gebrek aan liefde en een overschot aan oordeel verwijten. Voor beide valt wel wat te zeggen. Is het zeggen van: “oordeel niet!” niet eigenlijk al een oordeel? Oordeel je dan niet dat de ander te veroordelend is en te weinig liefdevol?

De ondertekenaars van de Nashville-verklaring (ik heb hem gelezen, ook het nawoord) zijn zich bewust van de worstelingen waarmee veel homoseksuelen te maken hebben en willen naar hen uitreiken en hen de helpende hand toesteken, maar het is de vraag of het maken van de duidelijk statement daarbij behulpzaam is. Het gevaar is dat het overkomt als een jij-bent-fout,-maar-dat-geeft-niet,-want-ik-ga-je-helpen-om-goed-te-worden-boodschap. Mijn man rookt. En als iemand komt en zegt: “Roken is zondig, zal ik voor je bidden dat je er vanaf komt,” dan staat hij daar – zacht gezegd – niet voor open. Het probleem is dat iemand zonde niet als zonde kan afleggen als hij of zij er niet eerst van overtuigd is dat het zonde is.

Ik geloof wel dat het praktiseren van homoseksualiteit verkeerd is, maar ik betwijfel of het mijn taak is om de wereld daarvan te overtuigen. Volgens mij is dat de taak van de Heilige Geest; Hij overtuigt de wereld van zonde, oordeel en gerechtigheid. Misschien gebruikt Hij mij er wel eens een keer voor. Dat zou er dan denk ik in veel gevallen zo een beetje uitzien: iemand heeft er vragen over en vraagt mij dan hoe ik erover denk of hoe ik denk dat God erover denkt. Op initiatief van de ander dus, of als hij of zij ervoor open staat.

De kunst is misschien wel om, ook al doet iemand dingen die (in jouw ogen) zondig zijn of zegt hij dingen die (in jouw ogen) liefdeloos zijn, naast de persoon te kunnen staan, zonder je eigen oordeel en met Gods liefde en onvoorwaardelijk lief te hebben. Om naast iemand te staan in plaats van boven iemand. Dat is pas niet-oordelen! Dat is pure genade. Wat er zou gebeuren als we mensen die we als zondaren beschouwen iets van de goedheid van God zouden laten zien, in plaats van alleen maar Zijn oordeel? Er staat immers in de Bijbel dat het de goedheid van God is die mens tot bekering leidt.

Ik denk dat we vooral voor de ander; voor elkaar moeten blijven bidden. En als het zo uitkomt – als iemand daar aan toe is – kun je misschien een keer spreken, maar waarschijnlijk is er heel veel luisteren nodig, voordat er – met veel wijsheid en fijngevoeligheid – gesproken kan worden.

Gebruikte Bijbelteksten:
Mattheus 7:1-5
Romeinen 5:15
Romeinen 8:1
1 Johannes 5:16
Johannes 16:8
Hebreeën 12:1
Romeinen 2:4

Uitgelichte afbeelding: Steinar Engeland via Unsplash

Laat een antwoord achter